Met een benzinemeter die langzaam maar zeker in het rood liep, reed Luc van de Huijgevoort op eieren door de tiende etappe van de Dakar Rally. Het zoeken naar twee waypoints in het begin van de 373 kilometer lange proef had veel tijd én brandstof gekost. Rond zeven uur ’s avonds kreeg Van de Huijgevoort te horen dat hij niet verder mocht in het tweede deel van de proef: te gevaarlijk in het donker.
De organisatie van de Dakar had maar liever niet dat er in het donker per ongeluk een truck een motorrijder uit de achterhoede over het hoofd ziet. In het tweede deel van de proef was het toch al zoeken en veel deelnemers kozen er een verkeerde route. Met alles door elkaar werd het in het donker te gevaarlijk.
Van den Huijgevoort vond het best. De straftijd wegens het niet helemaal uitrijden van de etappe neemt hij op de koop toe. “Dat is niet mijn beslissing geweest, maar die van de organisatie. We hadden tot negen uur de tijd, maar zij hebben er zeven uur van gemaakt, wat ik ook wel snap.”
Het was toch al een lange dag. Rond vijf uur ’s ochtends waren de motoren vertrokken uit Salta voor een verbinding van 300 kilometer naar de start van de proef. “Een prachtig stuk, door de wijngaarden. Die 300 kilometer zijn om gevlogen. Ik heb zitten genieten”, vertelt Van de Huijgevoort.
Hij begon aan de proef met wat navigatietips op zak van Kees Koolen, maar desondanks miste hij twee waypoints. “Ik ben teruggereden om ze alsnog te zoeken en dat is gelukt, maar het kostte wel veel tijd. Op het laatst liep ik op eieren, omdat ik bijna door mijn benzine heen was door dat zoeken. Ik kwam quadrijder Bas Nijen Twilhaar tegen, die net bezig was benzine uit een motor over te hevelen. Daar heb ik bij geholpen in ruil voor de afspraak dat Bas me zou slepen als ik zonder brandstof kwam te staan. Dat was uiteindelijk niet nodig. Ik heb de tankstop net gehaald.”
Vanaf de tankstof was er een verbinding van 90 kilometer naar het tweede deel van de proef, 124 kilometer. Maar bij de start van dat deel hoorde Van de Huijgevoort dat hij niet meer verder mocht en via de weg naar het bivak in Belén moest. “Eigenlijk ben ik wel blij. Ik ben keikapot. Met dit soort dagen krijgen ze je wel klein.”