In de aanloop naar de Dutch TT brengt NTS RW Racing GP dagelijks een interview of reportage om een kijkje achter de schermen te bieden. Vandaag: mee langs de baan met rijderscoach en testcoureur Alex de Angelis.
Het is vrijdagochtend, een kwartiertje voor het begin van de eerste vrije training. De MotoGP-mannen zijn net klaar en Alex de Angelis komt de box van NTS RW Racing GP inlopen. Op donderdagmiddag is hij al met Bo Bendsneyder en Steven Odendaal het circuit rond geweest om te kijken hoe de baan erbij ligt en de plannen te bespreken voor het weekend. Daardoor weet hij al ongeveer waar voor de coureurs vorig jaar de problemen lagen en wat de opzet voor de trainingen is.
“Ik begin altijd bij de moeilijkste bochten van het circuit”, vertelt De Angelis op de scooter, onderweg naar zijn eerste stop. “Ik heb als coureur op alle circuits gereden en daardoor weet ik waar de mogelijke problemen liggen en dus ook waar er het meeste te winnen valt.”
Aan ervaring geen gebrek bij de inmiddels 35-jarige inwoner van San Marino. Zijn eerste Grand Prix reed De Angelis in 1999 in de 125cc, in 2017 was zijn laatste, in de Moto2. Hij reed in zijn carrière in nagenoeg alle klassen: 125cc, 250cc, Moto2, MotoGP, Superbikes. In alle klassen waarin hij reed, stond hij op het podium. Zijn vier Grand Prix-overwinningen behaalde hij in de 250cc (Valencia 2006) en Moto2 (Australië 2010 en 2011, Maleisië 2012). Dit seizoen is hij bovendien actief in de nieuwe MotoE.
Niet alleen reed hij in zijn actieve carrière op heel veel verschillende motoren, van fabrieksmateriaal tot ART-machines. Vanwege die brede ervaring vroeg NTS hem vorig jaar te helpen bij de ontwikkeling van de huidige machine. Als testcoureur ging hij in de praktijk aan de slag met het NTS-frame voor de nieuwe Triumph-motor. “Het frame kwam van de tekentafel”, vertelt De Angelis. “Maar ideeën die op papier heel goed lijken, werken niet per se in de praktijk. Ik heb zes, zeven keer getest en op basis daarvan is de NTS drastisch aangepast. De laatste keer dat ik met de machine reed, was zoals die nu ongeveer is. Ik begrijp dus wat Steven en Bo voelen en bedoelen en ik kan het onderscheid maken tussen problemen met de setting, met het chassis of eenvoudigweg de rijstijl van de coureur.”
Aangekomen bij de eerste stop zoekt De Angelis zijn positie zorgvuldig uit. “Ik blijf op dezelfde plaats staan om de verschillen goed te kunnen zien”, legt hij uit als hij zijn telefoon pakt. Na een of twee rondes heeft hij wel gezien en gehoord hoe de Moto2-coureurs de bocht aansnijden, waar ze remmen, waar ze overeind komen, waar ze op het gas gaan en wanneer ze doorschakelen en is het tijd om die verschillen vast te leggen door korte videootjes te maken.
“Ik hou een paar rijders in de gaten: Bo en Steven uiteraard, maar daarnaast ook de top 5. Door een paar rondes te blijven staan, zie ik of de manier waarop ze een bocht nemen structureel is, een probeersel, of een vergissing.”
Een paar bochten verderop herhaalt het proces zich. De Angelis kijkt, luistert, filmt, houdt rondetijden in de gaten op het grote scherm langs de baan en maakt een paar aantekeningen.
Terug in de box luistert hij mee als Bendsneyder en Odendaal met hun respectievelijke crews hun bevindingen doornemen. “Ik luister alleen maar, zonder me ermee te bemoeien”, vertelt De Angelis. “Later geef ik wel bij de rijders en bij de crews aan wat ik heb gezien en wat in mijn opinie mogelijke oplossingen zouden kunnen zijn.”
Tussen de trainingen door gaat De Angelis met zijn opnames aan de slag. Hij haalt stills uit de bewegende beelden en geeft daarop met lijntjes en pijlen aan wat de verschillen zijn die hem zijn opgevallen. Die foto’s appt hij naar Bendsneyder en Odendaal. “Ik zeg niet wat ik vind dat ze zouden moeten doen, ik geef alleen de verschillen aan met wat anderen doen. Of Alex Marquez een meter dichterbij de kerbs zit of verder naast zijn machine hangt bijvoorbeeld. Of Tom Luthi die bocht in de tweede of de derde versnelling neemt. Het zijn suggesties en wat ze ermee doen, moeten ze zelf weten. Ik laat alleen zien wat anderen doen en hoe hun rondetijden tot stand komen.
Ik heb zelf nooit een rijderscoach gehad en ik dacht dat ik niets had gemist, maar nu ik dit werk doe begrijp ik wel wat een enorm waardevolle toevoeging het eigenlijk is. Een coach maakt rijders niet beter of sneller, maar het helpt wel om eerder al sneller te zijn en zo een betere positie te creëren. Dat maakt het makkelijker in de race.”