Ik heb zelf schade gereden, dus moet ik ook zelf helpen het weer in orde te maken.” Jan van de Laar nam alle schuld op zich voor de kreukels in zijn DAF. Tot diep in de nacht waren Van de Laar en de monteurs van het team aan het werk om de truck te repareren. Het zag er dramatischer uit dat het was, maar een boel werk was het wel.
Ergens in de eerste helft van de 284 kilometer lange tweede proef was het mis gegaan. In het stof zagen Jan van de Laar en de zijnen een draai naar links over het hoofd. “Ik probeerde nog te corrigeren, maar dat was al te laat”, vertelt Van de Laar in het bivak van Tucuman, tussen het sleutelen door. “De beste optie was rechtdoor. Daar stonden wat bomen. We hebben de minst erge uitgezocht om de truck tegenaan te parkeren. Met een snelheid van 120+ zijn we er goed vanaf gekomen. De boom trouwens ook.”
Het was een narrow escape en nadat de mannen hadden vastgesteld dat er niets méér was dan blikschade, hadden ze even tijd nodig om van de schrik te bekomen en de hartslag weer op een aanvaardbaar peil te krijgen. “De cabine aan de bestuurderskant – mijn kant dus – zit in elkaar en de aluminium buizen van de laadbak zijn krom”, somt Van de Laar op. “Ik voel me zo bezwaard dat ik de monteurs zo veel werk geef, dat ik vind dat ik ook moet meehelpen. Het is hier zelfs zo laat op de avond nog bloedheet en die mannen staan volle bak te beuken en te sleuren. Ik heb zelf de schade gemaakt, dus moet ik ook zelf helpen het weer in orde te maken.”